Voor een goede zit is balans, ritme, flexibiliteit en coördinatie nodig. Werken aan je zit is een investering in je eigen ruitervaardigheden en in je paard. Jullie worden er allebei beter van.
Werken aan de balans
De balans van de ruiter heeft invloed op de balans van het paard. Als jij (even) uit balans bent, voelt je paard dat. Hoe beter jouw balans is, hoe meer je paard je vertrouwt en hoe beter het zich kan ontspannen. Als je vaak uit balans raakt, wordt je paard onzeker en kan het zich gaan verzetten.
Werken aan je zit doe je liefst op een afgesloten terrein of aan de longe met een paard dat makkelijk aan de teugel te rijden is. Houd het paard voldoende voorwaarts en zorg dat je blijft ademhalen. Veel mensen houden hun adem in als ze hun lijf onder controle willen houden, maar dit levert juist spanning op. Probeer een oefening eerst in stap en als dat lukt, doe je het in draf. Als een oefening in draf niet lukt, ga je eerst weer terug naar stap tot het lukt en dan ga je weer naar draf. Als een oefening lukt in draf kan je het ook in galop proberen.
Oefening 1: Staan in de beugels
Maak de stijgbeugels vier of vijf gaatjes korter. Je bovenlichaam leunt een beetje naar voren en je billen zijn ongeveer 20 centimeter boven het zadel. Je handen liggen tegen de hals van het paard voor de stabiliteit, maar je mag niet op de paardenhals leunen.
Je enkels, knieën en heupen vangen de beweging van het paard op. Laat ze allemaal ongeveer evenveel buigen. Omdat je beugels korter zijn, zorgt deze oefening ervoor dat je gewrichten flexibeler worden en daardoor verbetert je balans.
Doe deze oefening eerst stilstaand. Blijf een paar seconden in evenwicht staan en ga dan weer rustig in het zadel zitten. Als dit goed gaat, probeer je het in stap en later in draf en galop. Probeer ongeveer vijf passen in balans in de beugels te blijven staan en ga dan weer rustig zitten. Als je paard schrikt of sneller gaat lopen, ben je te zwaar gaan zitten of uit balans geraakt. Deze oefening heeft het meeste effect in draf en galop.
Oefening 2: Staan en zitten in galop
Met deze oefening train je je coördinatie en je gevoel voor ritme. Je moet oefening 1 beheersen (flexibele gewrichten en balans bewaren) voordat je deze oefening gaat proberen. Je galoppeert op een volte en gaat afwisselend enkele passen staan en zitten. Bijvoorbeeld vier passen staan, vier passen zitten. Bij het staan kom je maar een paar centimeter uit het zadel. Probeer ook eens drie passen staan, drie passen zitten en twee passen staan, twee passen zitten.
Oefening 3: Benen los van je paard
Als je kijkt naar een goede en ervaren ruiter, dan lijkt het soms alsof zo iemand helemaal stil zit en niks doet. Maar ondertussen bewegen er allerlei spieren en vangt de ruiter de bewegingen van het paard op. Dit gebeurt vooral met de heupen. In het dagelijks leven gebruik je je heupgewrichten meestal niet zo veel en dus zou het kunnen dat je wat stijf bent in je heupen. Hierdoor kan je de beweging van je paard niet goed genoeg volgen en kan je gaan ‘bonken’ in het zadel. Met deze oefening leer je je heupen ontspannen, waardoor je dieper in het zadel komt te zitten en mee kan met de beweging van het paard. Hierdoor ontspannen ook je rug en je benen.
Ga op je paard zitten, trek je knieën een beetje op en beweeg je benen vanuit de heup maar buiten.
Houd je benen zo’n vier tellen uit het zadel en leg ze dan weer rustig terug. Als je dit een paar keer gedaan hebt, worden je heupen soepeler en kan je je benen steeds verder naar buiten brengen.
Deze oefening kan ook in stap, draf en galop. Eventueel kan je in het begin het zadel even vasthouden.
Let op dat je bij deze oefening wel rechtop blijft zitten en niet naar achteren gaat hangen.
Oefening 4: Een stok in je handen
Ook je handen moeten in balans zijn. Dit betekent dat beide handen correct moeten staan en beide handen even sterk zouden moeten inwerken. Als dit niet zo is, is er een ongelijk contact met de paardenmond en dat maakt de communicatie moeilijk. Door te oefenen met een stok in je handen verbeter je de balans in je handen.
Voor deze oefening heb je een stok nodig van ongeveer 50 cm lang. Een stuk bezemsteel is ideaal. Je houdt de stok horizontaal met 20 cm tussen je handen. De teugels heb je op dezelfde manier vast als normaal.
Om te beginnen rijd je simpele wendingen, voltes en rechte lijnen in stap en draf. Je zult het meteen merken wanneer je je handen niet gelijk houdt. Bij het rijden van een wending geeft je buitenhand automatisch mee, zodat je paard zijn buitenkant kan strekken. Deze oefening is ook heel geschikt voor de zijgangen. Je kunt niet anders dan je handen correct houden.
Oefening 5: Rijden met één hand
Veel mensen proberen hun paard vooral te sturen met hun handen en vergeten daarbij dat het hele lichaam mee moet werken. Als je met één hand rijdt, heb je minder invloed op de paardenmond en word je gedwongen om je lichaam te gebruiken om bijvoorbeeld een wending te rijden of om halt te houden.
Leg je teugels op elkaar en houd ze in één hand. De linkerteugel komt er rechts uit en de rechterteugel komt er links uit. Je handpalm wijst naar beneden. Je andere hand leg je achter je dij of zet je in je zij.
Om nu bijvoorbeeld een wending te rijden, rijd je eerst op een rechte lijn. Dan kijk je naar de richting die je op wil. Je legt wat meer gewicht op je binnenhak en drukt met je buitenbeen zacht achter de singel. Breng je hand opzij in de richting van de wending.