Zoals je waarschijnlijk al wel gehoord hebt, zijn er de laatste weken gevallen van equine herpesvirus type 1 (EHV1), beter bekend als rhinopneumonie, vastgesteld. Bijvoorbeeld tijdens de CES van Valencia, maar ook in Nederland en België.
Deze ziekte is helaas zeer besmettelijk en kan ernstige gevolgen hebben voor het paard. Een paard wordt besmet door inademing van het virus, vooral via besmette kleding en handen van mensen. Het is belangrijk te weten hoe je de symptomen kunt herkennen, zodat je op tijd in kan grijpen. Ook is het goed te weten wat je preventief kan doen om besmetting te voorkomen.
Rhinopneumonie wordt veroorzaakt door het Equine Herpesvirus 1 (EHV-1). Het Equine Herpes Virus komt wereldwijd voor en is diersoort-specifiek. EHV-1 is dus niet gevaarlijk voor mensen of andere diersoorten. Er zijn meerdere verschijningsvormen:
De verkoudheidsvorm
Deze vorm is redelijk onschuldig en komt vooral bij jonge paarden voor. Symptomen zijn bijvoorbeeld hoesten, koorts, een snotneus en/of dikke benen. De infectie kan ook in het oog gaan zitten (witte vlekken) of overactief worden in de luchtwegen, dan is behandeling zeker belangrijk.
De abortusvorm
Bij de abortusvorm verliezen drachtige merries hun veulen of het veulen wordt zo zwak geboren dat het binnen een week overlijdt.
De neurologische vorm
Het virus kan ook in het ruggenmerg terecht komen. Symptomen daarvan zijn meestal een slappere staart en ataxie (verlammingsverschijnselen). Dit kan zorgen voor blijvende schade en overlijden. Deze symptomen zijn pas tussen de 1 en 14 dagen na de koortsfase zichtbaar.
Een eenmaal besmet paard kan zijn hele leven drager blijven en na bijvoorbeeld stress e.d. weer koorts en luchtwegklachten krijgen. Het paard kan dan ook weer andere paarden besmetten. Je kunt het virus aantonen door o.a. bloed- en slijmtesten.
Preventie
Natuurlijk is het altijd het beste om besmettingen te voorkomen. Het is niet verboden om met je paard op pad te gaan, maar om de verspreiding te stoppen, wordt wel aangeraden om in je eigen ‘paardenbubbel’ te blijven. Wissel dus niet steeds van contacten met andere paarden! Zorg voor een goede hygiëne, zeker als je meerdere paarden houdt of verzorgt. Was vaak je handen en desinfecteer regelmatig materialen en stallen. Gebruik aparte voer- en drinkbakken. Zorg voor een goede ventilatie. Reis zo min mogelijk en vermijd contact met andere paarden en hun verzorgers.
Hoe om te gaan met een geval van EHV1 besmetting?
- breng je dierenarts op de hoogte,
- breng je stal in quarantaine en isoleer het zieke paard (de zieke paarden) tot 4 weken nadat de laatste symptomen zijn verdwenen,
- gebruik voor de verzorging van besmette paarden niet dezelfde uitrusting/kleding als voor de niet-besmette paarden,
- verzorg eerst de niet-besmette paarden en dan de besmette paarden,
- voorkom neus-neus contact tussen paarden,
- raak de paarden die je niet verzorgt niet aan, aai ze niet,
- breng iedereen die naar de stallen komt op de hoogte van de quarantaine,
- vermijd het komen en gaan van paarden,
- beperk de toegang tot de stal (alleen noodzakelijke personen),
- neem tweemaal per dag de temperatuur van de paarden op om te controleren of alles in orde is en gebruik liefst voor ieder paard een aparte thermometer. Als dit niet mogelijk is, ontsmet deze dan telkens na gebruik bij ieder paard!
- als een paard is gestorven, moeten ook de nodige maatregelen genomen worden om te voorkomen dat het virus zich verspreidt.
Zorg voor een correcte stalreiniging en desinfectie
- alle bodembedekking (stro, zaagsel of vlas) verwijderen en zo snel mogelijk van het bedrijf afvoeren,
- bodem en muren goed reinigen door te schrobben met een borstel en water en zeep (geen hogedrukspuit gebruiken voor het schoonmaken, omdat het virus zich dan via kleine waterdruppeltjes in de lucht kan verspreiden, tenzij stallen helemaal leeg zijn),
- bodem en muren goed laten opdrogen (virussen kunnen slecht tegen uitdroging),
- vervolgens desinfecteren met Halamid® of een ander geschikt desinfectans in de voor virussen voorgeschreven concentratie en dit twintig minuten lang laten inwerken,
- daarna goed afspoelen met water,
- tot slot goed laten drogen.
Vaccinatie
Jaarlijks zijn er wereldwijd uitbraken van rhinopneumonie. Het is echter mogelijk om het aantal en de uitgebreidheid van die uitbraken te verminderen door vaccinatie. Dat houdt in een basisvaccinatie vanaf een leeftijd van 5-6 maanden van twee injecties met 4-6 weken ertussen en dan tweemaal per jaar herhalen. In goed gevaccineerde groepen komt abortus minder voor. Geen enkel vaccin claimt 100 % bescherming te geven tegen de neurologische vorm van rhinopneumonie en uitbraken komen zowel voor in niet-gevaccineerde groepen als in wel-gevaccineerde groepen. Gevaccineerde paarden scheiden bij een infectie echter wel minder virus uit en dat verlaagt de kans op verspreiding.
Door de paarden regelmatig te vaccineren, behouden ze een vrij goede weerstand tegen het virus. Daardoor zullen ze minder andere paarden besmetten en zijn ze zelf beter beschermd tegen infectie. Belangrijk is wel ‘regelmatig vaccineren‘. Als we enkel gaan vaccineren als er een uitbraak is, zijn we te laat. Als iedereen zijn paarden regelmatig vaccineert, zullen er beduidend minder problemen met rhinopneumonie zijn.